Dal van Ela
07 september 2016
Leren cowboyhoed, brede schouders: Yehuda Kaplan is een archeoloog van het stoere type. Met grote passen beent hij door de opgravingen van een vesting op een heuveltop in de Terebintenvallei in Israël, zo'n dertig kilometer ten westen van Jeruzalem.
Jeruzalem
Behendig springt Yehuda Kaplan op een drieduizend jaar oude stadsmuur en hopt dan van steen naar steen. Aangekomen bij de zuidelijke poort staat de archeoloog plotseling stil. Hij kijkt uit over de groene vallei in het glooiende heuvelland van Juda. 'Dit is de plek waar het gevecht tussen David en Goliat zou hebben plaatsgevonden', vertelt hij.
Kaplan wijst in de verte: 'Daar bij die heuveltop lag Socho, waar de Filistijnen zich volgens de Bijbel hadden verzameld. En het gevecht voltrok zich in de vallei.' Dan klopt Kaplan met zijn vuist op de overblijfselen van de oude stadspoort. Die is opgebouwd uit enorme stenen, sommige wegen wel acht ton. 'Misschien is koning David hier ook wel langsgekomen', zegt hij dan.
Koning David. Het verhaal van de schaapsherder, dichter en krijger uit Betlehem die de reus Goliat versloeg, koning werd over een rijk dat zich later uitstrekte van de Eufraat tot aan Egypte en die bovendien een groot deel van de Psalmen heeft geschreven, is een van de bekendste Bijbelvertellingen.
De archeologen die delen van het stadje op de heuveltop hebben uitgegraven, denken dat zij nu voor het eerst archeologisch bewijs hebben gevonden voor het bestaan van zijn koninkrijk - of in ieder geval voor het bestaan van een centrale macht in Juda rond het jaar 1000 voor Christus. En dat zou weer herleidbaar zijn tot de Bijbelse koning David, de tweede heerser over het verenigde koninkrijk van Israël en Juda, die juist in die periode zou hebben geleefd.
potscherven
Deze week opent het Bible Lands Museum in Jeruzalem een tentoonstelling over de opgravingen in Khirbet Qeiyafa, de huidige naam van de heuveltop. In het museum zijn de belangrijkste vondsten - aardewerk, wapens, artefacten en twee potscherven met de oudste Hebreeuwse teksten ooit gevonden - voor het eerst te zien. Ook is gepoogd het verhaal van de stad te reconstrueren. Voorafgaand aan de tentoonstelling had het museum een groep journalisten uitgenodigd.
De gerenommeerde Israëlische archeoloog Yosef Garfinkel, hoogleraar aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem, leidde de opgravingen in de Terebintenvallei. 'Dit is een ommuurde stad uit de beginperiode van het koninkrijk van Juda. Uit de koolstofdatering (zie toelichting) van verbrande olijfpitten bleek dat de vesting uit het jaar 1000 voor Christus stamt. Het is de eerste keer dat we in Israël een stad vinden uit de tijd van koning David', vertelt hij bij de opgravingen in Khirbet Qeiyafa, in de schaduw van een grote olijfboom. 'Daarom is dit een zeer belangrijke ontdekking.'
Drieduizend jaar geleden leefden er verschillende volkeren in het gebied rond de Terebintenvallei. Volgens Garfinkel verdedigde het nu deels blootgelegde vestingstadje - dat volgens hem zo'n 500 tot 700 inwoners had - de grens tussen Juda en de Filistijnse stadstaten aan de kust. Veel is er nog niet bekend over de onbekende stad, die slechts enkele tientallen jaren heeft bestaan en na een verwoesting nooit meer werd herbouwd. Omdat de vesting twee poorten had, denkt hoogleraar Garfinkel aan de Bijbelse stad Sjaaraim - Hebreeuws voor 'twee poorten' - die in het gebied zou hebben gelegen. In ieder geval is Garfinkel ervan overtuigd dat de onbekende stad bij Juda hoorde. Het bouwplan, de stadsmuur met kazematten en het gevonden aardewerk vertonen overeenkomsten met de bouwwijze van en vondsten in andere steden uit het koninkrijk uit een latere periode, zegt hij.
Ook vonden Garfinkel en zijn collega's geen enkel varkensbot, terwijl die in de Filistijnse ruïnes in de omgeving van Khirbet Qeiyafa wel volop worden gevonden. Ook groeven ze een uit steen gehouwen artefact op dat veel gelijkenissen vertoont met de Bijbelse beschrijving van de tempel die Davids zoon Salomo in Jeruzalem liet bouwen.
debat
Bovendien, zegt Garfinkel, is de stad gebouwd door een centrale macht. Het ommuurde deel ervan beslaat 2,3 hectare, en is gebouwd volgens een regelmatig patroon. 'Dit was een enorm, gepland project. Dat doen de lokale boeren niet. Die bouwen ook geen drie meter hoge stadsmuur met stenen van acht ton.'
Toch woedt er in Israël een flink debat over de interpretaties van Garfinkel en zijn team. Zo zijn er archeologen die denken dat de vesting een Filistijnse, Kanaänitische dan wel Noord-Israëlische achtergrond heeft, of zelfs werd gebouwd door een nog onbekend volk. Zij bestrijden dan ook dat de vondst van Khirbet Qeiyafa herleid kan worden tot het koninkrijk Juda.
zoektocht
Dat rijk kwam volgens een belangrijke groep archeologen niet rond het jaar 1000 voor Christus, zoals uit de Bijbel blijkt, tot ontwikkeling, maar pas tweehonderd jaar later. De Bijbelteksten zijn volgens hen voornamelijk mythologisch van aard en veel later geschreven.
Het debat over Khirbet Qeiyafa staat niet op zichzelf. Archeologie is in Israël vaak een beladen onderwerp. Het gaat om veel meer dan het onderzoeken van de oudheid. De zoektocht naar houvast in de geschiedenis van het Joodse volk in het land Israël speelt een rol, net als verschillen in interpretatie van de historische context en accuraatheid van de Bijbel. Ook speelt er een jarenlange twist tussen hoogleraren aan de universiteiten van Jeruzalem en Tel Aviv - en soms gaat het ook gewoon om concurrentie bij het binnenhalen van onderzoeksbudgetten.
'Er zijn archeologen die menen dat koning David niet meer was dan een sjeik in een bedoeïenentent', zegt Yossi Garfinkel ietwat laatdunkend over de kritiek op zijn gevolgtrekkingen. 'Maar ik denk dat men na Khirbet Qeiyafa niet meer kan ontkennen dat er in het jaar 1000 voor Christus een centrale macht in Juda was. Ik heb het niet over een rijk van de Eufraat tot aan Egypte. Het was eerder een regionale heerschappij over zo'n vijfduizend inwoners met drie kleine stedelijke centra: Jeruzalem, Hebron en de stad die hier stond. Maar er was een rijk.'
C14-datering helpt bij achterhalen van ouderdom
Koolstof is een veel voorkomende stof op aarde, in de atmosfeer en in elk levend wezen. De verhouding van de koolstofatomen C12 en C14 is voor ieder levend wezen hetzelfde. Wanneer het organisme sterft, neemt het geen koolstof meer op; de hoeveelheid C12 blijft gelijk, maar het radioactieve C14 valt langzaam terug tot stikstof.
Door de verhouding tussen beide koolstofatomen te meten, is de leeftijd van iets of iemand vast te stellen. Het duurt ongeveer 5730 jaar voordat de helft van C14 is vervallen tot stikstof. Door het verval is te berekenen hoe oud iets is, al is de dateringsmethode niet waterdicht. De C14-datering wordt gebruikt om te bepalen hoe oud fossielen, aardlagen, stukken bot of hout zijn. De methode is bruikbaar voor materialen tot circa 60.000 jaar oud, maar de grootte van onzekerheid neemt toe naarmate het materiaal ouder is.